Brugges schoonste dag, beter bekend als de Heilig-Bloedprocessie, is een traditie die al eeuwen gekend is. Sinds september 2009 maakt deze Brugse ommegang deel uit van UNESCO’s representatieve lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. In 2010 stond de processie extra in de publieke belangstelling door het pedofilieschandaal omtrent bisschop Roger Vangheluwe. Omwille van dit feit liepen er dat jaar geen priesters of bisschoppen mee in de optocht, hoewel het relikwie normaal altijd begeleid wordt door de bisschop. In 2011 liepen de geestelijken terug mee in de ommegang, maar de Brugse politie was nog steeds waakzaam.[1]
Velen weten het misschien niet, maar de Brugse Heilig-Bloedprocessie is een ommegang die op zijn minst al plaatsvond in het jaar 1303. Dit is geweten aan de hand van een pauselijke bulle, uitgevaardigd door paus Clemens V van Avignon op 1 juni 1310, gericht aan de Bruggelingen waaruit blijkt dat in dat jaar al een ommegang plaatsvond. Doorheen de eeuwen heeft de processie ook wat onderbrekingen gekend, de eerste maal met de godsdienstoorlogen omstreeks 1578. Brugge stond toen onder een Calvinistisch bestuur en de onderbreking van de processie duurde tot omstreeks 1584. Een tweede onderbreking vond plaats tijdens de Franse overheersing tussen 1796-1819. De bloedprocessie werd een laatste maal onderbroken ten tijde van de wereldoorlogen in de 20e eeuw.[2] Onze Brugse trots heeft dus doorheen de eeuwen al heel wat meegemaakt, maar is de processie nog steeds dezelfde als meer dan een half millennium geleden?
De processie is echter geen statisch fenomeen want doorheen de eeuwen is de samenstelling en de volgorde ervan veranderd. In de 14e eeuw liepen ruiters, stadswerklieden en trompetspelers voorop. Achter hen volgden de leden van de 54 Brugse ambachten en neringen en daarna liep een deel van de geestelijkheid, waaronder de dekens en de kapelaans. Na hen kwamen de hoofdmannen van de zes stadswijken met 120 volgelingen die elk een versierde waskaars droegen, het gewapend voetvolk en de boogschutters, de stadsbaljuw en schouten te paard samen met een groep gewapende ridders, het rijk uitgedoste stadsmagistraat bestaande uit twee burgemeesters, schepenen en raadsheren en tot slot de rest van de geestelijkheid met tal van genodigden. In de 14e eeuw omringden de bisschoppen en abten van binnen en buiten Brugge het relikwie. Gewapende ridders stonden in voor de erewacht en de veiligheid. Vanaf het jaar 1400 werd de traditionele ommegang aangevuld met groepen figuranten die Bijbels taferelen uitbeeldden en schilder- en beeldhouwwerken meenamen in de processie. Deze nieuwe elementen kregen de naam van mysteriespelen. Taferelen die aan bod kwamen waren onder andere Adam en Eva, de strijd tussen David en Goliath en het passieverhaal. Daarnaast werd een voorstelling van de hel gemaakt waarbij 24 duivels als rechters rondom een grote ketel met verdoemde zielen zaten. Later slopen er ook nog profane voorstellingen de ommegang binnen, zoals de Brugse reuzen waaronder het Ros Beiaart met de Vier Heemskinderen. In de 17e en 18e eeuw werden er ook nog historische taferelen aan de processie toegevoegd.
Een grote wijziging trad op in de 19e eeuw doordat de Franse Revolutie de gilden en de ambachten had afgeschaft. Zij vormden tot dan de ruggengraat van de ommegang en er moest dus uitgekeken worden naar een nieuwe vormgeving. De processie werd vanaf dan samengesteld door de Brugse stadsparochies met hun talrijke broederschappen en congregaties.[3]
In het jaar 1900 besloot men om de processie op te luisteren omdat ze steeds schraler van inhoud werd. Een zekere graaf Herwyn ontwierp voor deze processie het Bijbelse deel en Frans de Cock, kapelaan van Sint-Salvator, richtte het historische deel opnieuw in. Het werd een zeer kleurrijke en massale processie doordat men beroep deed op kunstenaars van binnen en buiten Brugge om de praalwagens, vaandels en kostuums te ontwerpen. Leerlingen van de Brugse onderwijsinstellingen, leden van parochiale congregaties en talrijke edellieden en vooraanstaande families stonden in voor de figuratie. De samenstelling van deze processie verschilde van deze uit de 14e eeuw. De ommegang werd geopend door het muziekkorps van de lansiers en een afdeling paardenvolk van het Brugse garnizoen. Daarna volgde het historisch gedeelte dat afgesloten werd met een muziekkorps en opgevolgd door de parochiestoeten en het Bijbels gedeelte. Hierin kwamen slechts enkele scènes uit het Oude Testament aan bod, maar meer taferelen uit het Nieuwe Testament.
Na het jaar 1900 onderging de Brugse processie nog enkele wijzigingen, allereerst in het jaar 1931. Alfons Maertens, pastoor van de Potterie, leidde deze vernieuwing. Het thema ‘bloed’ werd hierbij in bijna alle groepen teruggevonden en was het bindmiddel tussen de drie delen van de processie. In het eerste deel (= het Oud Testament) werd het Heilig Bloed afgebeeld, in het tweede deel (= het Nieuwe Testament), werd het vergoten Heilig Bloed afgebeeld en in het derde deel wordt het Heilig Bloed, het relikwie, vereerd. De processie van Maertens hield stand tot 1957 en werd gekenmerkt door afwisseling tussen zingende, sprekende en stille groepen. Op het eind van de jaren ’50 was de thematiek verouderd en trad er verval op, onder andere omdat er een gebrek was aan ernst bij veel van de deelnemers en de kostuums waren tot op de draad versleten. Vanaf 1958 werd er beroep gedaan op een regisseur, meer bepaald Guido Cafmeyer uit Torhout, en hij trachtte om de devotie tot het Heilig Bloed bij de toeschouwers aan te wakkeren. Hij ging daarom de versnippering van de figuranten tegen door ze te vervangen door omvangrijke en dichtbevolkte groepen waarin choreografische gedeelten een belangrijke rol speelden. Niettemin kwam er kritiek op zijn hervormingen, voornamelijk op het afschaffen van bepaalde scènes. In 1970 vond nogmaals een wijziging plaats, ditmaal onder leiding van pastoor Antoon Viaene. Hij opteerde voor een stijl in de trend van de Vlaamse Primitieve meesters. Elke groep werd hierbij door kaderfiguren ingeleid, die de vroegere bordjesdragers vervingen. Deze figuren hadden telkens iets te maken met de afgebeelde scène en stelden afgevaardigden van gilden, ambachten of vreemde naties voor.[4] Sindsdien is de vernieuwing van pastoor Antoon Viaene grotendeels behouden, wat blijkt uit het feit dat zijn naam vandaag nog in het processieboekje vermeld wordt bij diegenen die bijgedragen hebben tot het concept. De structuur van de processie vandaag is nog altijd eerst het Oude Testament, daarna het Nieuwe Testament, vervolgens het historisch gedeelte met als slot het schrijn met het relikwie van het Heilig Bloed gevolgd door de geestelijke en burgerlijke overheid.[5] Brugges schoonste dag heeft dus heel wat aanpassingen gekend doorheen de eeuwen, maar kent toch ook een zekere continuïteit. Voornamelijk de laatste eeuw kent de processie een relatief continue structuur op wat scèneverandering na.
Chantal Acket, historica
[1] http://www.destandaard.be
[2] K. Rotsaert, De Heilig-Bloedprocessie: een eeuwenoude Brugse traditie, Brugge, Grafisch bedrijf Schoonbaert, 1982, p.14, p.19 en p.22
[3] K. Rotsaert, op. cit., p.16-18, p.20 en p.22-23
[4] K. Rotsaert, op. cit., p.27-30
[5] Stad Brugge, Heilig-Bloedprocessie, p.5.
Velen weten het misschien niet, maar de Brugse Heilig-Bloedprocessie is een ommegang die op zijn minst al plaatsvond in het jaar 1303. Dit is geweten aan de hand van een pauselijke bulle, uitgevaardigd door paus Clemens V van Avignon op 1 juni 1310, gericht aan de Bruggelingen waaruit blijkt dat in dat jaar al een ommegang plaatsvond. Doorheen de eeuwen heeft de processie ook wat onderbrekingen gekend, de eerste maal met de godsdienstoorlogen omstreeks 1578. Brugge stond toen onder een Calvinistisch bestuur en de onderbreking van de processie duurde tot omstreeks 1584. Een tweede onderbreking vond plaats tijdens de Franse overheersing tussen 1796-1819. De bloedprocessie werd een laatste maal onderbroken ten tijde van de wereldoorlogen in de 20e eeuw.[2] Onze Brugse trots heeft dus doorheen de eeuwen al heel wat meegemaakt, maar is de processie nog steeds dezelfde als meer dan een half millennium geleden?
De processie is echter geen statisch fenomeen want doorheen de eeuwen is de samenstelling en de volgorde ervan veranderd. In de 14e eeuw liepen ruiters, stadswerklieden en trompetspelers voorop. Achter hen volgden de leden van de 54 Brugse ambachten en neringen en daarna liep een deel van de geestelijkheid, waaronder de dekens en de kapelaans. Na hen kwamen de hoofdmannen van de zes stadswijken met 120 volgelingen die elk een versierde waskaars droegen, het gewapend voetvolk en de boogschutters, de stadsbaljuw en schouten te paard samen met een groep gewapende ridders, het rijk uitgedoste stadsmagistraat bestaande uit twee burgemeesters, schepenen en raadsheren en tot slot de rest van de geestelijkheid met tal van genodigden. In de 14e eeuw omringden de bisschoppen en abten van binnen en buiten Brugge het relikwie. Gewapende ridders stonden in voor de erewacht en de veiligheid. Vanaf het jaar 1400 werd de traditionele ommegang aangevuld met groepen figuranten die Bijbels taferelen uitbeeldden en schilder- en beeldhouwwerken meenamen in de processie. Deze nieuwe elementen kregen de naam van mysteriespelen. Taferelen die aan bod kwamen waren onder andere Adam en Eva, de strijd tussen David en Goliath en het passieverhaal. Daarnaast werd een voorstelling van de hel gemaakt waarbij 24 duivels als rechters rondom een grote ketel met verdoemde zielen zaten. Later slopen er ook nog profane voorstellingen de ommegang binnen, zoals de Brugse reuzen waaronder het Ros Beiaart met de Vier Heemskinderen. In de 17e en 18e eeuw werden er ook nog historische taferelen aan de processie toegevoegd.
Een grote wijziging trad op in de 19e eeuw doordat de Franse Revolutie de gilden en de ambachten had afgeschaft. Zij vormden tot dan de ruggengraat van de ommegang en er moest dus uitgekeken worden naar een nieuwe vormgeving. De processie werd vanaf dan samengesteld door de Brugse stadsparochies met hun talrijke broederschappen en congregaties.[3]
In het jaar 1900 besloot men om de processie op te luisteren omdat ze steeds schraler van inhoud werd. Een zekere graaf Herwyn ontwierp voor deze processie het Bijbelse deel en Frans de Cock, kapelaan van Sint-Salvator, richtte het historische deel opnieuw in. Het werd een zeer kleurrijke en massale processie doordat men beroep deed op kunstenaars van binnen en buiten Brugge om de praalwagens, vaandels en kostuums te ontwerpen. Leerlingen van de Brugse onderwijsinstellingen, leden van parochiale congregaties en talrijke edellieden en vooraanstaande families stonden in voor de figuratie. De samenstelling van deze processie verschilde van deze uit de 14e eeuw. De ommegang werd geopend door het muziekkorps van de lansiers en een afdeling paardenvolk van het Brugse garnizoen. Daarna volgde het historisch gedeelte dat afgesloten werd met een muziekkorps en opgevolgd door de parochiestoeten en het Bijbels gedeelte. Hierin kwamen slechts enkele scènes uit het Oude Testament aan bod, maar meer taferelen uit het Nieuwe Testament.
Na het jaar 1900 onderging de Brugse processie nog enkele wijzigingen, allereerst in het jaar 1931. Alfons Maertens, pastoor van de Potterie, leidde deze vernieuwing. Het thema ‘bloed’ werd hierbij in bijna alle groepen teruggevonden en was het bindmiddel tussen de drie delen van de processie. In het eerste deel (= het Oud Testament) werd het Heilig Bloed afgebeeld, in het tweede deel (= het Nieuwe Testament), werd het vergoten Heilig Bloed afgebeeld en in het derde deel wordt het Heilig Bloed, het relikwie, vereerd. De processie van Maertens hield stand tot 1957 en werd gekenmerkt door afwisseling tussen zingende, sprekende en stille groepen. Op het eind van de jaren ’50 was de thematiek verouderd en trad er verval op, onder andere omdat er een gebrek was aan ernst bij veel van de deelnemers en de kostuums waren tot op de draad versleten. Vanaf 1958 werd er beroep gedaan op een regisseur, meer bepaald Guido Cafmeyer uit Torhout, en hij trachtte om de devotie tot het Heilig Bloed bij de toeschouwers aan te wakkeren. Hij ging daarom de versnippering van de figuranten tegen door ze te vervangen door omvangrijke en dichtbevolkte groepen waarin choreografische gedeelten een belangrijke rol speelden. Niettemin kwam er kritiek op zijn hervormingen, voornamelijk op het afschaffen van bepaalde scènes. In 1970 vond nogmaals een wijziging plaats, ditmaal onder leiding van pastoor Antoon Viaene. Hij opteerde voor een stijl in de trend van de Vlaamse Primitieve meesters. Elke groep werd hierbij door kaderfiguren ingeleid, die de vroegere bordjesdragers vervingen. Deze figuren hadden telkens iets te maken met de afgebeelde scène en stelden afgevaardigden van gilden, ambachten of vreemde naties voor.[4] Sindsdien is de vernieuwing van pastoor Antoon Viaene grotendeels behouden, wat blijkt uit het feit dat zijn naam vandaag nog in het processieboekje vermeld wordt bij diegenen die bijgedragen hebben tot het concept. De structuur van de processie vandaag is nog altijd eerst het Oude Testament, daarna het Nieuwe Testament, vervolgens het historisch gedeelte met als slot het schrijn met het relikwie van het Heilig Bloed gevolgd door de geestelijke en burgerlijke overheid.[5] Brugges schoonste dag heeft dus heel wat aanpassingen gekend doorheen de eeuwen, maar kent toch ook een zekere continuïteit. Voornamelijk de laatste eeuw kent de processie een relatief continue structuur op wat scèneverandering na.
Chantal Acket, historica
[1] http://www.destandaard.be
[2] K. Rotsaert, De Heilig-Bloedprocessie: een eeuwenoude Brugse traditie, Brugge, Grafisch bedrijf Schoonbaert, 1982, p.14, p.19 en p.22
[3] K. Rotsaert, op. cit., p.16-18, p.20 en p.22-23
[4] K. Rotsaert, op. cit., p.27-30
[5] Stad Brugge, Heilig-Bloedprocessie, p.5.